Iedereen haat managers; ze zijn wrede psychopaten, liegende zakken of narcistische incompetenten. Stuk voor stuk, zonder uitzondering.
Managers houden je op in eindeloze en doelloze vergaderingen, zorgen ervoor dat het claimen van je rechtmatige onkosten zo ingewikkeld mogelijk en je de moed opgeeft en denken dat ontevredenheid binnen het bedrijf alleen kan worden opgelost door dagjes weg waar eens even flink aan ‘team-building’ wordt gedaan. Ze zouden je gewoon met rust moeten laten.
Leraren kunnen niet lesgeven, de politie kan geen criminelen vangen en dokters kunnen niet helen, omdat ze allemaal te maken hebben met eindeloze bureaucratie, in plaats van te doen waar ze goed in zijn. In hun nieuwe boek, ‘The Org: The Underlying Logic of the Office’, zeggen Ray Fisman en Tim Sullivan het volgende: ‘stel je een wereld voor zonder managers als een soort van paradijs waar werknemers vrij zijn van tijdrovende bureaucratie… een plek waar echt gewerkt wordt’. Vreemd genoeg, zijn managers het hiermee eens.
De ambitie van elke langzaam bewegende multi-national is om meer te lijken op een start-up, en meestal vertaald dit zich in een bedrijfscafe, tafeltennis en flexibele werkplekken. Het boek, echter, schrijft verdedigend over de vervelende irritaties van het bedrijfsleven. Ze zeggen dat als je eenmaal begrijpt waarom bepaalde frustraties ontstaan, je hiervan kan profiteren.
‘The Underlying Logic’ begint met een les van econoom Ronald Coase, die zegt dat in een perfecte wereld, bedrijven niet zouden bestaan en dat we allemaal freelancers zouden zijn, die dagelijks samenkomen en uit elkaar gaan, afhankelijk van het werk.
Uitstekend, maar het is moeilijk om bijvoorbeeld auto’s op deze manier te produceren. Het elke dag vinden van de best geprijsde onderdelen en werknemers kost te veel geld en duurt te lang, dus de meeste mensen doen hun werving in-house. Ook dit is niet altijd efficiënt; je krijg niet altijd de beste prijzen, sommige medewerkers zullen niet goed zijn en het allerergste is dat je mensen moet inhuren om allerlei activiteiten te coördineren, via vergadering, papierwerk en andere dingen.
Dit verklaart waarom iedereen zo positief is over innovatie. Elk bedrijf claimt dat het wil innoveren, maar doet dit zelfden; creatieve verandering gaat ten koste van coördinatie. Neem bijvoorbeeld McDonald’s; zij zijn erin geslaagd om innovatie bij hun franchise-nemers de kop in te drukken en dit getuigt niet van een tekort aan visie, maar is een expressie van het bestaansrecht van de keten McDonald’s, in plaats van allemaal losse, zelfstandige hamburgertenten.
Dus is het deprimerend; niet zeuren en toegeven aan de eisen van management en vergeten dat je ook een innoverende maverick kan zijn? Niet als je het vanuit een andere hoek bekijkt. Veel medewerkers vinden dat professionele voldoening buiten handbereik is; was de baas maar wat minder irritant, of het bedrijf meer open voor onze goede ideeën, dan zou alles geweldig zijn.
Fisman en Sullivan verwerpen dit, en zeggen dat waar veel mensen over klagen, een simpele consequentie is van het feit dat mensen samenwerken. Als je niet kan tegen bureaucratie, start dan een eigen bedrijf. Ga misschien werken bij een klein bedrijf, maar wat je ook besluit, een bedrijfsleven zonder management gedoe kan niet bestaan en het is beter om carrière beslissingen te maken met dit in je achterhoofd.
Nigel Phillips